Een raamverhaal, ook wel een verhalend raamwerk of inzet genoemd, is een literaire techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van een hoofdverhaal (raamverhaal) dat een of meer ingebedde nevenverhalen bevat (bijverhalen). Het raamverhaal bepaalt vaak de setting en introduceert personages, terwijl de ingebedde verhalen aanvullende details of verhalen bieden die verband houden met het hoofdplot.
Frameverhalen kunnen in de literatuur verschillende doelen dienen, waaronder:
- Context bieden: Het raamverhaal kan achtergrondinformatie of context bieden die diepte toevoegt aan het hoofdplot of de hoofdpersonages.
- Lagen maken: De gelaagdheid van verhalen binnen verhalen creëert een complexe narratieve structuur die interesse en diepte kan toevoegen aan een literair werk.
- Verbindende karakters: Het raamverhaal kan verbanden leggen tussen personages of gebeurtenissen die niet direct verband houden met het hoofdplot.
- Het verhaal opsplitsen: Meerdere verhalen binnen één literair werk kunnen het verhaal opbreken en de leeservaring boeiender maken.
- Contrast toevoegen: Het raamverhaal kan contrasteren met of commentaar geven op de ingebedde verhalen, waardoor lagen van betekenis en interpretatie ontstaan.
Kaderverhalen zijn in de hele literaire geschiedenis op grote schaal gebruikt en zijn in verschillende vormen te vinden, waaronder romans, korte verhalen, gedichten en toneelstukken. Bekende voorbeelden van werken met raamverhalen zijn onder meer:
- Canterbury Tales van Geoffrey Chaucer
-Don Quichot van Miguel de Cervantes
- Mary Shelley's 'Frankenstein'
- Joseph Conrads 'Heart of Darkness'
Frameverhalen kunnen auteurs de mogelijkheid bieden om meerdere verhalen, thema's en personages binnen één literair werk te verkennen, waardoor de algehele verhaalervaring voor lezers wordt verrijkt en complexer.