Je realiseert het je misschien niet, maar elke keer dat je naar een film kijkt, voeren je hersenen een strijd tegen zichzelf. Elke film is zijn eigen universum met zijn eigen wetten, en hoe die wetten zich verhouden tot die buiten dat universum, bepalen hoe je hersenen omgaan met de film en deze beoordelen aan de hand van de werkelijkheid. Maar als je je eigen werk maakt, is het misschien de moeite waard om buiten de normen te treden.
Alle film bestaat in een spectrum van realist (een bijna letterlijke kopie van de echte wereld met al zijn trekken en regels) tot formalistische (zeer gestileerde films waarin alles mag). Desalniettemin detailleert elke film in het begin stilletjes de regels van zijn universum, en we verwachten impliciet dat hij ze consequent volgt, en dat is waar slecht geschreven of geproduceerde scènes mis kunnen gaan. De meeste films neigen tegenwoordig naar classicisme, wat het midden van het spectrum is, waarbij elementen van formalisme worden overgenomen om hun verhaal te versterken, maar met het uiteindelijke doel om realistisch te lijken. Het is tenslotte stiekem slim op een bepaalde manier:realisme vereist minder opschorting van ongeloof, maar als je het kunt verbeteren met de vrijheid van formalisme zonder die verbetering weg te geven, wat een realiteit heb je dan gecreëerd. Wij als cultuur lijken gewend te zijn aan een dergelijke manier van doen, maar als filmmakers valt er iets te zeggen voor de formalistische kant van het spectrum. Bekijk de video van Patrick Willems hierboven om het argument voor het fantastische te horen.
[via geen filmschool]