1.Kleurenpalet :De film maakt gebruik van een helder, door pastel gedomineerd kleurenpalet dat vaak wordt geassocieerd met vrolijke komische beelden. Dit creëert een ironische en verontrustende sfeer en contrasteert met de duistere aard van het verhaal.
2.Camerawerk: Ingrid Goes West maakt vaak gebruik van statische, brede shots die de acties van de personages benadrukken zonder weg te snijden. Deze lange opnames creëren een verontrustend gevoel en vestigen de aandacht op de eigenaardigheid en absurditeit van de situaties.
3.Inlijsten :Strakke close-ups worden gebruikt om de claustrofobische sfeer te versterken en een gevoel van intimiteit over te brengen. Deze shots versterken de emoties van de personages, waardoor ze zich diepgeworteld voelen.
4.Muziek en geluid :Ingrid Goes West maakt gebruik van elektronische muziek en geluidseffecten die de komische toon van de situaties met een donkerdere ondertoon laten botsen. Dit contrast draagt bij aan het gevoel voor ironie van de film.
5.Karakterinteracties :De film presenteert vaak personages die ogenschijnlijk normale, vriendelijke dialogen uitwisselen. De subtekstuele betekenis en onderliggende bedoelingen die in de daaropvolgende scènes worden onthuld, ondermijnen echter de eerste indrukken en voegen lagen van humor en complexiteit toe.
6.Metahumor :De film erkent en becommentarieert zijn eigen conventies en clichés, doorbreekt de vierde muur om de verwachtingen te ondermijnen en kijkers uit te nodigen voor een zelfbewuste kijkervaring.
7.Donkere humor :Ingrid Goes West onderzoekt onbevreesd duistere, controversiële onderwerpen zoals geestelijke gezondheidsproblemen, obsessie voor sociale media en voyeurisme. Er wordt humor gevonden in deze onderwerpen, terwijl ook de serieuze implicaties ervan worden aangepakt.
Door deze filmische elementen te combineren, combineert Ingrid Goes West komedie met dramatische intensiteit, waardoor een onderscheidende en gedenkwaardige kijkervaring ontstaat.