Hier zijn enkele voorbeelden van hoe in verschillende rechtsgebieden werd omgegaan met de essentiële werknemersaanduiding voor film- en tv-ploegen:
* Canada: In Canada werd film- en televisieproductie tijdens de pandemie algemeen als een essentiële dienst beschouwd. Er werden echter strikte gezondheids- en veiligheidsprotocollen ingevoerd om het risico op overdracht van COVID-19 op de set tot een minimum te beperken, zoals regelmatig testen, sociale afstand nemen en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
* Verenigde Staten: In de Verenigde Staten varieerde de benaming van essentiële werknemers van staat tot staat. In sommige staten, zoals Californië, werd film- en televisieproductie als essentieel beschouwd, terwijl dat in andere niet het geval was. De Motion Picture Association (MPA) en andere brancheorganisaties lobbyden ervoor om film- en tv-ploegen te classificeren als essentiële werknemers, met het argument dat de industrie belangrijk was voor de economie en veilig kon opereren met passende veiligheidsmaatregelen.
* Verenigd Koninkrijk: In het Verenigd Koninkrijk werd film- en televisieproductie tijdens de pandemie over het algemeen als een essentiële dienst beschouwd, hoewel er enkele beperkingen en vertragingen waren. De Britse regering werkte samen met de industrie om veiligheidsrichtlijnen voor filmen te ontwikkelen, waaronder sociale afstand nemen, regelmatig testen en het gebruik van ‘bubbels’ of kleine groepen bemanningsleden die nauw samenwerkten.
Uiteindelijk was de aanwijzing van film- en tv-ploegen als essentiële werknemers een kwestie van het in evenwicht brengen van de volksgezondheidsoverwegingen met het economische en culturele belang van de industrie. Naarmate de pandemie zich ontwikkelde, bleef de situatie veranderlijk en kon de essentiële aanduiding van film- en tv-ploegen in de loop van de tijd veranderen.